Herinneringen aan1953: Het Urker noodnet
van Urker vissers en zendamateurs in het
rampgebied een belangrijke rol in het redden van mensenlevens. Zij wisten een
noodnet op te zetten dat de geschiedenis in zou gaan als "Het Urker
Noodnet" . Vrijwilliger van de Stichting Cees
Hollemans hoorde hun verhaal en tekende dit op voor "Oud
Roest".
kotter af in Breskens en gingen, als het
even kon, naar huis. Deze kotters, een enkele botter, waren ongeveer 18 meter
lang, maten 60 BRT en hadden een motorvermogen van 100 tot 150 pk. Zij waren
uitgerust met een MG-radiotelefoon van Radio Holland, Radio Becker of Radio
Bekius. Het zendvermogen was 10 tot 30 watt en zij mochten werken 4 of 5
frequenties: noodgolf, PCH, onderling radioverkeer en contact met
andersoortige schepen. De schepen waren tevens uitgerust met een echolood om
vis op te sporen en beschikten veelal over een radio-richtingzoeker.
Voor kerktijd vertrokken al een paar
schippers met een taxi. Onderweg stuiten ze al op zoveel problemen, dat zij
vanuit Antwerpen op belden dat alle bemanningen maar moesten komen.
Zodat die op zondag na kerktijd prompt vertrokken. Tot opluch-ting van hun
Vlissingse buschauffeur George van Gils die zich op Urk liep te verbijten.
Het werd een reis van Bontekoe. De wegen in Zeeland waren onbegaanbaar en de
tunnel in Antwerpen stond blank. Na veel omzwervingen bereikte men Breskens
via Brussel en Dendermonde. Kanaal 3700, Eenmaal in Breskens hoorden ze van de
achtergebleven bemanning van de UK 141, dat er allerlei noodsingalen waren
opgevangen, o.a. van een jacht "MAYBE", Dat jacht, liggende in
Hellevoetsluis, was eigendom van de vader van de bekende zeezeiler
Conny van Rietschoten. Een radiotechnicus uit diezelfde plaats,
F.A. Bakker, werd zondagmorgen vroeg gealarmeerd door de zeer hoge
waterstand. Wetende, dat zich aanboord een nog niet geregisteerde
radioinstallatie bevond,vroeg hij aan de burgemeester Jhr.Eisinga en aan de
schipper van het jacht, Wout Bouman, toestemming om daarmee radio
verbindingen te mogen maken. Hij kende zichzelf de roepnaam PA?XX toe. Toen
hij van juist gearriveerde marineofficieren hoorde dat de situatie in
Stellendam kritiek was, zocht hij contact met vissersschepen om daar hulp te
gaan bieden. Inmiddels was ook de CdK van Zuid Holland door de schipper van
de "Eben Haezer"- de GO 8 via PCH op de hoogte gesteld van een
dijkdoorbraak bij Ouddorp. De "MAYBE" kreeg antwoord van de
"Sumus Umbra"-UK 41 helemaal van uit Breskens! Bakker was al begonnen
met verbindingen op de 80-meter band, een amateurband, "Kanaal
3700" genoemd. Maar de berichtenwisseling met schepen nam explosief toe.
Nadat het verkeer op "Kanaal 3700" was overgenomen door A. van
Strien / PA? STR kon de "MAYBE" in samenwerking met PCH het
verkeer op 137 meter gaan coordineren. In een paar dagen handelde PCH
(uiteraard kostenloos) 567 gesprekken en 143 telegrammen af! Bij de
coordinatie werd de "MAYBE" gesteund door, achtereenvolgens, de
"Vriendschap" de "Sumus Umbra", de "Neeltje",
de "Tholen", en tenslotte de "Jacob" Vissers schieten te hulp, De aldus door de "MAYBE"
gealarmeerde Urker vissers maakten hun scheepje stormklaar om, via het
Oostgat, op te stomen van Breskens naar Goeree. In Vlissingen aangekomen
bleek het weer zo slecht dat geen loods het aandurfde. Dus kozen ze,
geadviseerd door de schipper van de "Maybe", voor de omweg door het
kanaal van Zuid-Beveland. Een rijksloods bleek bereid hen, ondanks storm en
sneeuwbuien en ondanks weggeslagen betonning, te begeleiden over het voor hen
onbekende vaarwater. Voorop de botters die minder risico liepen als ze aan de
grond zouden lopen. Zo bereikten ze Hansweert, waar de "Neeltje"-
UK 60 achterbleef bij de ondergelopen polders van Zuid-Beveland. ( de UK
60 is een jaar later onderste boven geslagen op de noordzee waarbij de
schipper is verdronken) . De anderen, doorgevaren naar Wemeldingen, hoorden
daar van mosselkweker Ben Schot uit Zierikzee dat veel dijken rond Schouwen
Duiveland waren doorgebroken en dat zich daar hart verscheurende
taferelen afspeelden. Zij besloten daarom de Oosterschelde over te
steken naar Zierikzee. Onderweg zagen zij zoveel "voorwerpen"
drijven die op een verschrikkelijke ramp wezen, dat zij afspraken om zich te
verspreiden over de verschillende haventjes van Schouwen Duiveland, om
vandaaruit te zien hoe ze hulp konden bieden. Zij waren met de Zeeuwse
mossel kwekers, de eersten die het aandurfden om het woeste water van de
Oosterschelde te trotseren. Kees Slager beschrijft in zijn boek
"De Ramp" De heldendaden die door
mosselkwekers en kustvissers,met roeiboten varend van zolder naar zolder, in
die dagen zijn verricht. In mijn verhaal gaat het erover, dat de Urker
kotters vanuit de havens rondom het overstroomde eiland, in overleg met de
"Maybe" en Scheveningen Radio, een communicatienetwerk tot stand
hebben gebracht. In die eerste dagen is dat van onschatbaar belang geweest.
Toen in Nederland nog niets bekend was over de omvang van de ramp en radioamateurs
hun fantastische communicatienet "Kanaal 3700" begonnen op te
bouwen waren in het hart van het rampgebied deze vissers al bezig met
gelijktijdig redden en berichten wisselen. Radiotechnicus Bakker getuigde
later van zijn enorme bewondering voor de bekwaamheid die de Urker
vissers aan de dag legden in het efficient communiceren. Het geheel
werd tenslotte gecoordineerd vanaf de botter "jacob" UK141 van
Hessel Snoek die in Zierikzee lag. Hij dankte daaraan de bijnaam "de
Admiraal" van de vloot. (later is een reddingsboot naar hem vernoemd).
De man die daar twee dagen later de leiding nam was voormalig
duikbootkapitein C.J.W. (JUMBO)van Waningen. Hij had een hulpexpeditie van
binnenschepen georganiseerd waarmee hij eerst naar Zijpe voer. Daar zette hij
een aantal zaken "recht voor zijn werk" en voer naar Zierikzee,
waar hij resoluut het gezag in handen nam als "Fungerend Commandant
Maritieme Middelen". Reserve tweede luitenant, tandarts W.H. Dekker
tipte van Waningen over het gesmeerd lopende "Urker noodnet". De
laatste zag direct het grote belang daarvan in en belastte Dekker met de
coordinatie daarvan. Andere "spinnen in het web" waren "De
Zeven Gebroeders"de UK 31 van Klaas Kramer in Zijpe, de "Sumus
Umbra"-UK 41 van Louw Hoefnagel in Bruinisse en later in Brouwershaven.
"De Neeltje"-UK 60 van Jan van de Berg bleef in Hansweert.
Laatst genoemde met Louw Hoefnagel en Hessel Snoek was degene die het
initiatief had genomen om van Breskens naar de overstroomde eilanden te
stomen. Dagen in touw. Toen en aantal vissers, na veel vermoeiende
dagen van mensen redden en berichten doorgeven er naar verlangde weer naar
zee te gaan, werden zij er door Kapt. van Waningen van overtuigd dat zij
onmisbaar waren. Wel hield een aantal militairen vanaf de Urker kotters de
verbindingen in stand en Van Waningen stelde een aantal vissers in staat
Woensdag 11 februari "vrij" te nemen om de "Biddag voor de
visserij" in Urk bij te wonen. Voor vervoer zorgde het leger! Meer hulp De vissers hadden het voortouw genomen, Maar
een dag later kwam een armada van allerlei schepen naar het rampgebied. Zo
maakten ook vissers uit andere plaatsen deel uit van het "urker noodnet'
zoals de VL 70, IJM 11, KW 7, HD 25, die zich in Scharendijke onmisbaar
maakte voor de communicatie en het evacueren van geredde inwoners. Nan Bakker
van de HD25 vertelde dat zij 50 mensen hebben gevoed met een rantsoen
dat was ingeslagen voor 5 bemanningsleden. Relaisstation Zelf, afkomstig uit het Zeeuwse, waar een
deel van mijn familie nog woonde, had ik op maandagmorgen vrij gevraagd om
met de VL 70 naar het rampgebied te gaan. Maar mijn baas evenwel, inspecteur
G.H.L.van Scherpenzeel uit IJmuiden, verbood mij categorisch om te
vertrekken. De andere dag liet hij mij weten dat er een NSF-zend/ontvanger type
SMR 106/B naar mij onderweg was. Samen met monteur G.van der Kolk moest ik
die installeren op het politiebureau in Vlaardingen en hem na montage gaan
bedienen als back-up relaisstation van het jacht "Maybe". Voor de
bediening kwam ook een ex R.O., Die zich had aangeboden, dhr. R. van Hengel
uit den Haag. Samen hielden wij "Politiepost Vlaardingen" in de
lucht, op golflengte 137 meter. Vanaf die plaats konden wij veel nuttige
verbindingen maken en berichten doorgeven aan andere hulpverleners. Na enkele
dagen kwamen meerdere verbindingen weer opgang en werd onze aanwezigheid
minder urgent. Maar kolonel van Waningen liet op 6 februari wel een aantal
schepen vertrekken, doch consigneerde de knooppunten van het netwerk. Reparatie in rampgebied. In de haven van Zierikzee lagen twee
douanevaartuigen, de "Albatros" en de "Alk", beide
betrokken bij de hulpverlening. Op een dag ontving ik een bericht dat de
zender van de Alk, een HT 14, defect was. Ik liet mij uitleggen wat eraan
scheelde en men vroeg: "Kun jij hem repareren?" Ik dacht van wel,
dus hoorde ik even later: "Als je je morgen om 10 uur in
Dordrecht bij de rivierpolitie meldt, dan kun je even meevaren naar
Zierikzee vor de reparatie. Aldus gedaan. Ik voer mee met een binnensleepboot
van de rivierpolitie. In de avond, voeren we, vanaf de Oosterschelde, met
laagwater, het kanaal in dat naar de haven van Zierikzee leidt. Onze schipper
stond op scherp, want doordat de dijken langs het kanaal op
verschillende plaatsen waren doorgebroken en het zeewater ongehinderd de
polders in en uit konden kon gieren, liep er bij de breukgaten een sterke
dwarsstroom. Er voer een ander scheepje voor ons waarvan we alleen het
toplicht zagen. Plotseling zwaaide dit licht helemaal naar links, daarna naar
rechts en ik vreesde al dat het scheepje zou kapseizen. Maar gelukkig richtte
het zich weer op en kwam na wat een en weer zwaaien weer tot rust. Daarna
waren wij aan de beurt. Hoewel gewaarschuwd, maakten we toch een paar reuze
slingers en van de pan soep die al een uurtje op het fornuis stond te geuren,
hebben we niet kunnen genieten. Later zag ik dat er twee enorme breukgaten
schuin tegenover elkaar lagen. De haven van Zierikzee bood een desolate
aanblik. De straatverlichtig was uitgevallen. De kaden, glimmend van de
regen, lagen vol troep. Het water dat over de kade de straten in was
gestroomd, had plaveisel en zand zo diep weggespoeld dat
gasleidingen en elektriciteitskabels metershoog als boven een rivierbedding
zweefden. Je kon, bij wijze van spreken, zo de kelders binnenstappen. Nadat
ik de HT 14 had gerepareerd bleef ik slapen op de Albatros en vertrok de
andere dag weer met een veerpont vol evacuees naar Rotterdam. Dank. Op 16 februari om 16.00 klonk bij
monde van Luit.Dekker, via de zender van de"Jacob" UK141, het
laatste bericht over het "Urker Noodnet": "De goede
verwachting welke het KNMI in De Bilt heeft, aangaande de
weersomstandigheden in de komende 24 uur, maken het mij mogelijk het risico
te aanvaarden de ring van communicatieschepen in de havens van
Schouwenduiveland op te heffen. U kunt dus de havens verlaten en uw normale
werkzaamheden hervatten. Namens de bevolking van dit eiland vooral, dank ik u
van ganser harte voor uw uitmuntende hulpbetoon door u in het bijzonder
bewezen in de afgelopen veertien dagen. U bent spontaan gekomen toen de storm
nog loeide en de dijken van het eiland doorbraken. U hebt met grote
persoonlijke risico's in uw kleine boten veel mensenlevens gered. U bent op
uw post gebleven toen het eerste gevaar schijnbaar over was, teneinde te
dienen als gereedstaande reddingsboot, tevens communicatieschip. U hebt
hierdoor het moreel van de bevolking gesteund. God zegenen U allen!" Kapitein ter zee C.J.W. van Waningen. Tot slot. Vanaf dat jaar ging ik 'swinters wekelijks
naar Breskens voor service aan zendontvangers, visopsporingsapparatuur en wat
er langzamerhand allemaal bij kwam. Ik heb toen de "vrijbuiters van het
urkernoodnet van nabij leren kennen. Hardwerkende vissers, die toen het er op
aankwam, met veel moed en improvisatievermogen veel mensen hebben gered en
het mede mogelijk hebben gemaakt dat de juiste hulp op de juiste plaats
beschikbaar kwam. C.W.L. Hollemans. 2003
|